Financiering

3.6.1 Algemeen

In deze paragraaf worden de resultaten van de financieringsfunctie beschreven. In het treasurystatuut zijn de wettelijke kaders uit de wet financiering decentrale overheden (wet fido) verwerkt en zijn de beleidsdoelstellingen voor de financieringsfunctie opgenomen. In het jaarverslag wordt teruggeblikt in hoeverre de beleidsplannen zijn gerealiseerd.

In het treasurystatuut zijn de volgende doelstellingen opgenomen:

  1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.
  2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.
  3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.
  4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Op 12 mei 2015 is het treasurystatuut geactualiseerd en vastgesteld. De actualisatie betrof met name het opnemen van de verplichting tot schatkistbankieren in het statuut. De doelstellingen zijn ongewijzigd gebleven.

Het waarborgen van de toegang tot de financiële markten (doelstelling 1) vindt plaats door het onderhouden van de relaties met banken en financiële dienstverleners. Met onze huisbankier vinden periodiek gesprekken plaats waarin de dienstverlening wordt geëvalueerd. Dit heeft onder andere geleid tot een verlaging van de kosten voor het betalingsverkeer met ingang van 2016.

Wat in 2015 heeft plaatsgevonden om de overige drie doelstellingen te realiseren wordt hieronder verder toegelicht. Tevens wordt middels een verkorte balans een toelichting gegeven op de besteding van de financieringsmiddelen. De paragraaf sluit af met de berekening van en toelichting op de schuldindicatoren, waarmee de schuldpositie wordt bewaakt.

3.6.2   Risicomanagement financieringsfunctie

Om gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s te beschermen zijn de volgende activiteiten uitgevoerd:

Renterisico’s
Renterisico’s op korte financieringen zijn beperkt door er voor te zorgen dat de wettelijk voorgeschreven kasgeldlimiet niet is overschreden. Onder kortlopende financieringen vallen alle financieringen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar. De kasgeldlimiet wordt conform de Wet Fido bepaald op basis van een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van de begrote uitgaven van de gemeente. Voor het jaar 2015 is dat 8,5% van € 405 miljoen. Dit betekent dat de kasgeldlimiet 2015 voor de gemeente Venlo € 34,4 miljoen bedraagt.

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde liquiditeitspositie weer over de afgelopen vier kwartalen. De afgelopen vier kwartalen was sprake van een financieringsoverschot en daarmee ruimte ten opzichte van de kasgeldlimiet.

Renterisico’s op lange financieringen worden beperkt door de wettelijk voorgeschreven renterisiconorm niet te overschrijden. De renterisiconorm heeft als doel het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Dit houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet méér mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal ad € 405 miljoen. Vanuit de Treasuryfunctie wordt er voor gezorgd dat de renterisiconorm niet wordt overschreden bij het aantrekken van langlopende geldleningen.

Geconcludeerd kan worden dat de beheersing van het rente risico op zowel de korte als de lange financieringen voldoet aan de wettelijke normen.

Koersrisico’s
Koersrisico’s worden beperkt door uitzettingen uit hoofde van treasury te beperken tot producten met een vastrentende waarde (dus met een vaste vergoeding) of garantieproducten en uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitsplanning.

Kredietrisico’s
Kredietrisico’s bestaan uit het risico dat uitgeleend geld niet wordt terug ontvangen. Deze kredietrisico’s kunnen worden onderscheiden in:

  1. uitzettingen van middelen uit hoofde van liquiditeitenbeheer
  2. garanties van geldleningen
  3. verstrekte langlopende geldleningen
  4. debiteuren.
  1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van liquiditeitenbeheer zijn de risico’s in sterke mate beperkt door de verankering van het schatkistbankieren in de wet fido. Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden verplicht worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Uitgezonderd hierop zijn de middelen onder het drempelbedrag. Dit betreft 0,75% van het begrotingstotaal en is ingesteld om voldoende saldo aan te houden voor het dagelijks betalingsverkeer. Voor de middelen die zijn uitgezonderd van het schatkistbankieren geldt dat uitzettingen uitsluitend plaatsvinden bij instellingen die voldoen aan de zeer strenge ratingeisen zoals gesteld in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). In 2015 hebben geen uitzettingen plaatsgevonden. Onderstaande tabel geeft het gemiddelde kwartaalsaldo van de liquide middelen ten opzichte van het drempelbedrag weer. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de aangehouden tegoeden het drempelbedrag niet hebben overschreden en dus is voldaan aan de wetgeving.

  1. De gemeente heeft garanties afgegeven voor geldleningen waar zij direct voor garant staat alsook geldleningen waarvoor de garantstelling via een waarborgfonds plaatsvindt. De beheersing van de kredietrisico’s bij gegarandeerde geldleningen vindt voor het grootste deel van de verstrekte garanties plaats via waarborgfondsen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld:
  • Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
  • Stichting Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) / Nationale Hypotheek Garanties (NHG)
  • Stichting Waarborgfonds Sport (SWS).

Per 31 december 2015 bedraagt de som van de gegarandeerde geldleningen voor de gemeente Venlo € 427 miljoen. Hiervan heeft het grootste deel betrekking op garanties via het WSW en WEW: € 418 miljoen. Daarnaast heeft een bedrag van € 9 miljoen betrekking op directe garantieverstrekkingen. Voor de garantstelling van de lening van Villa Flora is een verhoogd risico gesignaleerd. Kwantificering hiervan en genomen beheersmaatregelen zijn verwoord in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

  1. De wet fido staat gemeenten toe leningen te verstrekken uit hoofde van de publieke taak. Het totaal aan verstrekte geldleningen bedraagt per 31 december 2015 € 54,8 miljoen. Het grootste deel heeft betrekking op een geldlening van € 15 miljoen en een ten bedrage van € 20 miljoen aangewende kredietfaciliteit van maximaal € 46 miljoen aan de commanditaire vennootschap Trade Port Noord (CV TPN). Daarnaast bestaat de portefeuille van verstrekte geldleningen uit leningen aan woningcorporaties. Als gevolg van de oprichting van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) komen hier geen nieuwe leningen meer bij. Het restantbedrag van de verstrekte leningen aan de woningcorporaties bedraagt eind 2015 nog € 13,9 miljoen. Het derde deel van de portefeuille bestaat uit een categorie overige verstrekte leningen. De restant hoofdsom van de overige leningen bedraagt € 5,9 miljoen. Met betrekking tot CV TPN is een risico gesignaleerd. Toelichting hierop is te vinden in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing en de bijbehorende bijlage Toelichting risico's.
  1. Debiteurenrisico’s worden in eerste instantie afgedekt via adequaat debiteurenbeheer inclusief aanmanings- en incassotraject. Op vorderingen die moeilijk invorderbaar blijken te zijn vindt, afhankelijk van de invorderingsstatus, een afwaardering plaats via de voorziening dubieuze debiteuren.

Liquiditeitsrisico’s
Het risico dat de gemeente Venlo met betalingsproblemen te kampen krijgt als gevolg van onvoldoende liquide middelen is nagenoeg nihil. De aanvullende uitkering (artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet) in het geval een gemeente niet meer aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen maakt dat de solvabiliteit van gemeenten te boek staat als zeer solide. Kasgeldleningen kunnen daarom te alle tijde vrij eenvoudig aangetrokken worden. Liquiditeitsrisico’s worden verder beperkt door het hanteren van een kortlopende liquiditeitsplanning en een meerjarige liquiditeitsplanning (minimaal 4 jaar).

3.6.3   Doelmatigheid financiering

Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities is de derde doelstelling uit het treasurystatuut. Hierin wordt met name invulling gegeven door te werken volgens het principe van integrale financiering. Dit houdt in dat het totaal van investeringen wordt gefinancierd en niet voor iedere investering een aparte lening wordt aangetrokken. De rentelasten hiervan worden vervolgens via een administratieve rekenrente omgeslagen naar de producten en maken vervolgens deel uit van de programma’s. Deze methode veroorzaakt minder administratieve lasten dan projectfinanciering. Daarnaast heeft integrale financiering met renteomslag een stabiliserend effect op de begroting.

In de rekening 2015 is conform vastgestelde begrotingsuitgangspunten een administratieve rekenrente gehanteerd van 5%. De doorberekende rente aan de producten dient als dekking van de werkelijk betaalde rente op opgenomen geldleningen.

Het rentepercentage over de opgenomen leningen bedroeg in 2015 gemiddeld 3,71%. Doordat er 5% wordt doorbelast naar de producten is er een fors ‘positief’ financieringsresultaat ontstaan. Dit is een administratief resultaat, immers tegenover het positieve financieringsresultaat staan de hogere financieringslasten op de producten. Vanaf de begroting 2016 wordt er een administratieve rekenrente gehanteerd van 3,75% wat zal resulteren in lagere doorbelaste rentelasten en een lager positief financieringsresultaat.

3.6.4   Optimalisatie renteresultaten

Rentevisie
De gemeente Venlo baseert haar renteverwachtingen op de (rente)visies zoals deze worden opgesteld door enkele grote banken. Daarnaast wordt de renteontwikkeling gevolgd via landelijke media zoals websites van enkele banken en wekelijkse rentenotitie’s van financiële dienstverleners. Eind 2015 sloot de 10-jaars staatsrente op 0,793% en de 3-maands Euribor op -0,131%. Bij besluiten over financieringen worden de actuele verwachtingen met betrekking tot de ontwikkelingen van de rente betrokken.

Financieringspositie
De navolgende verkorte balans 2015 presenteert de besteding van de gemeentelijke financieringsmiddelen:

Aan de activa zijde worden de bezittingen weergegeven. Deze bestaan voornamelijk uit materiële vaste activa, zoals gronden en terreinen, bedrijfsgebouwen en grond-, weg- en waterbouwkundige werken en financiële vaste activa, zoals deelnemingen, leningen aan woningbouwcorporaties en deelnemingen en bijdragen aan activa in eigendom van derden. De voorraden (bouwgrond) en het onderhanden werk maken onderdeel uit van de vlottende activa.

Aan de passiva zijde wordt weergegeven hoe deze bezittingen zijn gefinancierd. Bij de financiering wordt onderscheid gemaakt in interne financieringsmiddelen (de reserves en voorzieningen) en externe financieringsmiddelen. De externe financieringsmiddelen bestaan uit de langlopende geldleningen. Het restantbedrag van alle opgenomen geldleningen bedraagt eind 2015 € 340 miljoen (de aflossingen 2016 ad € 8,4 miljoen zijn opgenomen onder de kortlopende schulden). Hiervan is een bedrag ad € 13,9 miljoen onder dezelfde voorwaarden verstrekt aan de woningcorporaties.

In 2015 heeft er een herfinanciering plaatsgevonden van 17 leningen van de BNG Bank en 3 leningen van de Nederlandse Waterschapsbank. Deze herfinanciering heeft een structureel rentevoordeel van tussen de € 200k tot € 300k opgeleverd.

3.6.5   Schuldindicatoren

Navolgende tabel geeft vier indicatoren aan waarmee de schuldpositie gemonitord wordt. De indicatoren betreffen:

  • Solvabiliteitsratio 16%

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de weerbaarheid van de gemeente. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe hoger de weerbaarheid. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten. Er is door de VNG (nog) geen richtlijn afgegeven welke marges passen bij een gezonde solvabiliteit.
De solvabiliteitsratio voor 2015 is uitgekomen op 16%. Ondanks het ontbreken van richtlijnen is duidelijk dat dit voor een 100.000+ gemeente aan de lage kant is. De solvabiliteit kan worden verbeterd door ofwel meer reserves aan te gaan houden (sparen) ofwel door minder te investeren, waardoor de financieringsbehoefte lager wordt en er minder geleend hoeft te worden.

  • Schuldquote 69%

De schuldquote geeft aan hoe hoog de netto schuld is ten opzichte van de inkomsten. Hoe hoger de inkomsten, des te meer schulden een gemeente kan aangaan. De netto schuld betreft het totaal aan schulden -/- de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Bij de inkomsten wordt uitgegaan van inkomsten vóór bestemming van reserves, omdat de inzet van reserves geen inkomsten zijn. Per ultimo 2015 is de schuldquote 69%. Bij een schuldquote hoger dan 130% is sprake van zeer hoge schuld. Volgens de VNG bevindt de schuldquote van een gemeente zich normaal tussen de 0% en 100%. Een wijziging in de definitie van de schuldquote heeft ertoe geleid dat de bijdragen van activa in eigendom van derden nu ook dienen te worden verminderd op de bruto schuld. Dit zorgt voor een substantiële verlaging van de netto schuld. Door een aantal (incidentele) factoren is de schuldquote eind 2015 lager uitgevallen dan begroot. De voornaamste oorzaken bestaan uit:

  • achterstand op de planning in de realisatie van de investeringsuitgaven;
  • het in mindere mate gebruik maken door TPN van de aan haar ter beschikking staande kredietfaciliteit;
  • een hoger totaal aan baten in de jaarrekening dan begroot.

Twee belangrijke factoren kunnen verder van invloed zijn op de schuldquote en dienen bij de analyse betrokken te worden: de uitleenquote en de voorraadquote. De uitleenquote bestaat uit de uitgeleende gelden als aandeel van de inkomsten. In Venlo is die 13%. De hoogte wordt sterk beïnvloed door de verstrekte geldlening en kredietfaciliteit aan CV TPN (€ 15 + € 20,0 miljoen). De voorraadquote bestaat uit de voorraad bouwgrond (inclusief bouwgrond in exploitatie en overige voorraden) als aandeel van de inkomsten. De voorraadquote bedraagt 3%. Op grond hiervan zou je kunnen stellen dat de effectieve schuldquote 53% is (69% - 13% - 3%). Immers voor de uitgeleende gelden wordt rente en aflossing ontvangen, waardoor de hiervoor aangetrokken leningen niet op de exploitatie drukken. En met de verkoopopbrengsten van de voorraad bouwgrond kunnen leningen worden afgelost.
Anderzijds is het zo dat er over de uitgeleende gelden en de voorraad bouwgrond ook risico wordt gelopen. Dit is de reden waarom de uitleen- en de voorraadquote niet rechtstreeks met de schuldquote worden verrekend maar apart worden berekend.

  • Netto schuld per inwoner € 2.783

Deze indicator betreft de netto schuld afgezet tegen het aantal inwoners. Van jaar op jaar kan dit kengetal grote schommelingen vertonen als gevolg van fluctuaties in investeringen. Daarom is de schuld per inwoner vooral voor de middellange termijn een goede indicatie. In 2015 was de netto schuld per inwoner € 2.783. Ten opzichte van 2014 is de schuld per inwoner gedaald als gevolg van een lagere netto schuld en een lichte stijging van het aantal inwoners.

  • Rentedruk 2,55%

De rentedruk geeft de netto rentelasten weer ten opzichte van de inkomsten vóór bestemming van reserves. Deze indicator geeft weer welk deel van de exploitatie gebonden is door het betalen van rente. Volgens de financiële barometer, een financiële stresstest die ontwikkeld is bij een landelijke overleg groep van financiële beleidsmakers van 100.000+ gemeenten, is een rentedruk tussen de 1% en 3% normaal voor een gemeente.

3.6.6   Derde geldstromen

In het Coalitieprogramma Venlo 2014-2018wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor versterking van de inzet op de verwerving van 3e geldstromen. Financiële bijdragen van derden brengen immers de realisatie van onze inhoudelijke doelstellingen dichterbij.
Dit laatste is ons belangrijkste uitgangspunt: mogelijkheden van 3e geldstromen moeten altijd bekeken worden vanuit de eigen inhoudelijke doelstellingen.

Over het jaar 2015 heeft uw Raad twee keer een Raadsinformatiebrief ontvangen over de stand van zaken lobby en derde geldstromen. Daarnaast is dit thema in 2015 ook verwerkt in de Financiële Rapportage 2015. In navolging van de verwerking in de Financiële Rapportage wordt het onderwerp derde geldstromen nu onderdeel van de P&C cyclus in de financieringsparagraaf. Door het opnemen van deze dekkingsbron in de financieringsparagraaf krijgt dit thema een herkenbare plek in de P&C cyclus en wordt de raad meerdere keren per jaar geïnformeerd (invulling motie 7 november 2014).

In onderstaande tabel staan de resultaten over 2015. Gezien het feit dat subsidietrajecten vaak een lange doorlooptijd kennen en hierbij ook verschillende stadia zijn te onderkennen, (aanvraag, toekenning, uitvoering, verantwoording, vaststelling) zijn deze stadia ook gebruikt in deze tabel. Dit onderscheid is nodig omdat bij ieder stadium de bedragen anders kunnen uitvallen waardoor het moeilijk is om hiervoor een indicator te hanteren die recht doet aan de realiteit.

Status

Totaal

Aangevraagd, nog niet toegekend

€ 668.589

Aangevraagd en toegekend 2015

€ 3.497.777

Aangevraagd, toegekend, verantwoord en vastgesteld (afgerekend) 2015

€ 1.689.790

Lopende trajecten (ook uit vorige jaren) waarvan uitvoering en/of afrekening nog moet plaatsvinden maar wel een toekenningsbeschikking is ontvangen

€ 26.820.336

Afgewezen 2015

€ 16.155.952

Totaal

€ 48.832.444

De globale verdeling van bovengenoemde bedragen naar de diverse bronnen van subsidie staat hieronder weergegeven.

Bron

Aandeel

Europa

44%

Rijk

11%

Provincie

45%

Fondsen

1%

Lobby
Naast de verwerving van middelen via regelingen en subsidies wordt breder ingezet op het verkrijgen van financiële steun van mede overheden voor het realiseren van onze maatschappelijke opgaven. De afgelopen periode hebben we ambtelijk en bestuurlijk met succes onze belangen behartigd op een aantal strategische dossiers. In programma 1 staat meer hierover.